liedteksten & gedichten over vertalen/hertalen contact zoeken home |
---|
W.H. Auden (1907 - 1973) | over dit gedicht | |||
Auden, W.H. A summer night Another time As I walked out one evening At the party Bird-language Few and simple Foxtrot from a play Funeral blues If I could tell you Law like love O tell me the truth about love O what is that sound Our bias The more loving one Their lonely betters Twelve songs VIII Who's who |
Een
zomernacht Ik lig in bed op het gazon Vega, als verre compagnon In de zachte juni-nacht Waar blaadjes dicht bijeen gewaaid Nu stil zijn en mijn voet zich draait Naar waar de maan ons wacht Hier aan het werk te mogen zijn Dit tijdsgewricht, dit jachtterrein Waar de zwoele zomerwinden Het baden in het kleine bad De tochtjes langs het boerenpad Mij voortaan aan hen binden ’s Avonds als ik mij hier omring Met vakgenoten in een kring Net als een bloem betoverd Het eerste licht geeft al een teken Ze zal de nacht zacht openbreken Die zeker wordt veroverd Zelfs als we niets meer samen doen Dan weet je nog die nachten toen Angst glad de tijd vergat En ook de leeuw hield zich er groot Hun muilen lagen op ons schoot Toen Dood zijn boek uit had Van elke windstreek en dichtbij Wie ik liefheb is bij mij De maan waakt over hen De luisteraars, briljante sprekers En de wandelaars en hartenbrekers Dik, lang, al wie ik ken Vanuit de Europese lucht Ziet ze de kerk in elk gehucht Als vaste elementen Zo bot als soms een slager staart Die in een galerie rondwaart Gluurt zij naar mooie prenten Op zwaartekracht is zij attent Ze merkt niet op waaraan men went De honger laat ons koud Geborgen zijn we, zij aan zij En met een zucht beseffen wij Hier heerst wie van ons houdt En liever zijn we niet bekend Met wie de Poolse grenzen schendt En al het grof geweld Of welke dubieuze wet Het leven hier ons niet belet Ons zonnen in het veld Gauw, gauw zal de zelfvoldane snoet Verschrompeld worden door de vloed En als een boom zo groot Staat plots de dood vlak voor ons neus Zijn stromen leken zo gracieus Maar zijn een watersnood Het water dat de aftocht blaast Toont sprietjes tarwe die verbaasd Zich door de modder slaan Een monster dat naar adem snakt Hoort hoe erop wordt ingehakt Zelfs hij is aangedaan Aan dit genieten komt een eind ’t Was ongezien, maar het verschijnt Vertoont een sterke kracht Het gillen van de kleuter wordt Gedempt omdat de ouder mort En zingt van al haar pracht Het luchtalarm is uitgezet Het onvoorziene vraagt belet Noopt naties om te waken Kijk in de spiegel en vergeef De moordenaar en wat hem dreef De tijgerin te wraken |
A summer night Out on the lawn I lie in bed, Vega conspicuous overhead In the windless nights of June, As congregated leaves complete Their day’s activity; my feet Point to the rising moon. Lucky, this point in time and space Is chosen as my working-place, Where the sexy airs of summer, The bathing hours and the bare arms, The leisured drives through a land of farms Are good to a newcomer. Equal with colleagues in a ring I sit on each calm evening Enchanted as the flowers The opening light draws out of hiding With all its gradual dove-like pleading, Its logic and its powers: That later we, though parted then, May still recall these evenings when Fear gave his watch no look; The lion griefs loped from the shade And on our knees their muzzles laid, And Death put down his book. Now north and south and east and west Those I love lie down to rest; The moon looks on them all, The healers and the brilliant talkers, The eccentrics and the silent walkers, The dumpy and the tall. She climbs the European sky, Churches and power stations lie Alike among earth’s fixtures: Into the galleries she peers And blankly as a butcher stares Upon the marvelous pictures. To gravity attentive, she Can notice nothing here, though we Whom hunger does not move, From gardens where we feel secure Look up and with a sigh endure The tyrannies of love: And, gentle, do not care to know, Where Poland draws her eastern bow, What violence is done, Nor ask what doubtful act allows Our freedom in this English house, Our picnics in the sun. Soon, soon, through the dykes of our content The crumpling flood will force a rent And, taller than a tree, Hold sudden death before our eyes Whose river dreams long hid the size And vigours of the sea. But when the waters make retreat And through the black mud first the wheat In shy green stalks appears, When stranded monsters gasping lie, And sounds of riveting terrify Their whorled unsubtle ears, May these delights we dread to lose, This privacy, need no excuse But to that strength belong, As through a child’s rash happy cries The drowned parental voices rise In unlamenting song. After discharges of alarm All unpredicted let them calm The pulse of nervous nations, Forgive the murderer in the glass, Tough in their patience to surpass The tigress her swift motions. |
Vertalingen van gedichten van W.H. Auden, Lord Byron, Thomas Hardy, Christina Rossetti, Robert Frost, William Wordsworth, Emily Dickinson, Sara Teasdale, Edna St. Vincent Millay e.a. te bestellen bij de boekhandel ISBN 9789492519573 |
|
De
vertaling mag zonder toestemming, maar niet zonder bronvermelding
worden gebruikt voor niet-commerciële doeleinden. |
terug naar boven |