liedteksten & gedichten over vertalen/hertalen contact zoeken home |
William Wordsworth (1770 - 1850) | over dit gedicht | |||
Wordsworth, William Composed upon Westminster Bridge, sept. 3, 1802 I wandered lonely as a cloud Lucy Gray or Solitude She was a phantom of delight We are seven Recensie in TZUM - literair weblog van Jan de Jong - 10/06/2021 |
We
zijn met zeven Wat wist een onbekommerd kind Dat vrij kon ademhalen Een leven dat pas net begint Van dood en ander falen Zo’n meisje van het platteland Kwam ik tegen, ze was acht En in haar haar droeg zij een band ’t Was krullend, lang en zacht Ze zag er boers, verwilderd uit En woonde bij het woud Ze keek me open aan, vrijuit Een schoonheid, welbeschouwd Zusjes en broertjes, meisjelief Met hoeveel woon je daar? Hoeveel? Met zeven, zei ze vief Met zeven bij elkaar Waar zijn ze dan, vertel ’t mij Ze zei: we zijn met zeven Twee zijn in Conway, denken wij Twee zijn op zee gaan leven Ook op het kerkhof zijn er twee Een zusje en een broertje Vaak ga ik met mijn moeder mee Naar ’t graf en dat ontroert ’r In Conway zijn er twee, zeg jij En twee zijn er op zee En toch “met zeven” zeg je mij Wie tel je dan nog mee? Het antwoord dat het meisje gaf Zeven kinderen zijn we rijk Een tweetal ligt al in hun graf Op ’t kerkhof bij de eik Jij, kleine meid, loopt vrolijk rond Nog fris van lijf en leden Twee zijn begraven in de grond Dus vijf zijn er nog, heden Hun graf is mooi en groen van kleur Sprak zij onwankelbaar Een stap of twaalf van moeders deur Ze liggen naast elkaar Ik brei mijn sokken daar heel vaak En zoom mijn omslagdoek En zing een liedje als vermaak Als ik hen daar bezoek En vaak als het al donker wordt Ga ik nog gauw erheen Ik schep wat eten op mijn bord En voel me nooit alleen De eerste die God tot zich nam Dat was mijn zusje Jane Toen aan haar pijn een einde kwam Was zij al heel ver heen Toen zij daar op het kerkhof lag Zijn wij, zodra het kon Gaan spelen daar, haast elke dag Ik en mijn broertje John Toen sneeuw het graf al had bedekt Zijn wij gaan spelen daar De kou heeft kleine John genekt Hij ligt nu vlak naast haar Maar hoeveel kinderen zijn er dan Als John noch Jane meer leven Daar wist ze wel het fijne van We zijn nog steeds met zeven Maar ze zijn dood, die twee zijn dood Ze zijn niet meer in leven Het maakte haar totaal niet uit Ze hield het vol en riep toen luid Nee, nee we zijn met zeven |
We are seven --------A simple child, That lightly draws its breath, And feels its life in every limb, What should it know of death? I met a little cottage girl: She was eight years old, she said; Her hair was thick with many a curl That clustered round her head. She had a rustic, woodland air, And she was wildly clad: Her eyes were fair, and very fair; Her beauty made me glad. Sisters and brothers, little Maid, How many may you be? How many? Seven in all, she said And wondering looked at me. And where are they? I pray you tell. She answered: seven are we And two of us at Conway dwell, And two are gone to sea. Two of us in the church-yard lie, My sister and my brother; And, in the church-yard cottage, I Dwell near them with my mother. You say that two at Conway dwell, And two are gone to sea, Yet ye are seven!--I pray you tell, Sweet Maid, how this may be. Then did the little Maid reply, Seven boys and girls are we; Two of us in the church-yard lie, Beneath the church-yard tree." You run about, my little Maid, Your limbs they are alive; If two are in the church-yard laid, Then ye are only five." Their graves are green, they may be seen," The little Maid replied, Twelve steps or more from my mother's door, And they are side by side. My stockings there I often knit, My kerchief there I hem; And there upon the ground I sit, And sing a song to them. And often after sunset, Sir, When it is light and fair, I take my little porringer, And eat my supper there. The first that died was sister Jane; In bed she moaning lay, Till God released her of her pain; And then she went away. So in the church-yard she was laid; And, when the grass was dry, Together round her grave we played, My brother John and I. And when the ground was white with snow, And I could run and slide, My brother John was forced to go, And he lies by her side." How many are you, then, said I, If they two are in heaven? Quick was the little Maid's reply, O Master! we are seven." But they are dead; those two are dead! Their spirits are in heaven!" ‘T was throwing words away; for still The little Maid would have her will, And said, "Nay, we are seven!" |
Het door Jopie Nijstad bijzonder vormgegeven boekje 'We are seven' is verkrijgbaar bij uitgever Het Huis met de Drie Gedichten met illustraties van Paul van der Steen (o.m. NRC) ISBN 9789492348081 |
|
De vertaling mag zonder toestemming, maar niet zonder bronvermelding worden gebruikt voor niet-commerciële doeleinden. |
terug naar boven |